De diagnose
Hoe wordt de diagnostische gesteld?
Het eerste wat u moet doen is naar uw eigen huisarts gaan. Vaak is er een praktijkondersteuner aanwezig die u begeleidt in het traject. Deze speciaal opgeleide medewerkers kunnen inschatten of verdere diagnostiek nodig is of dat zij met u aan de slag kunnen. Zij kunnen in de basis of in het voortraject al enkele dingen aan u leren zoals het leren omgaan met de beperking. Wanneer de diagnose compleet is dan kijkt de huisarts met u of u een psycholoog nodig heeft of dat de praktijkondersteuner u voldoende kan begeleiden.
Op welke gegevens is de diagnose gebaseerd?

Problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie.

Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten.

Over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels zoals gevoelens en emoties.

Leeftijd. Er zit namelijk verschil tussen de criteria voor volwassenen of kinderen.
Dit is slechts een greep uit de testen en kan verschillen per persoon.
Verschillen tussen de diagnostiek van kinderen en volwassenen
Bij kinderen valt het eerder op dat hij of zij autisme heeft. Dit komt doordat u signalen krijgt van scholen of bijvoorbeeld andere ouders dat uw kind wel erg stil is of heel gefocust is op één onderwerp. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding of het vermijden van oogcontact. Omdat kinderen nu eenmaal meer onder toezicht staan en het nog beter kunnen behandelen vanwege de groei van hun hersenactiviteiten.
Ook kunt u op volwassen leeftijd tot de conclusie komen dat u misschien autisme hebt, omdat dit vroeger niet zo goed werd gemonitord als nu. We zien een grote toestroom aan bijvoorbeeld jongvolwassenen, zij hebben weer andere kenmerken zoals het behalen van uitmuntende resultaten. Of juist het weinige contact met collega’s waardoor die weer aan de bel trekken.
